Een kleine kriebel: 'Herfst in Den Haag'

Van onze redactie
20 september 2015
In iedere uitgave van de huis-aan-huiskrant 'Wij in Wijchen, Dukenburg en Lindenholt' schrijft Wijchenaar Peter Droste zijn column 'Een kleine kriebel'.

Herfst in Den Haag

De vrouw zat wat in elkaar gedoken op het terras, ondanks de duidelijk zelf gebreide das om haar hals. De kille adem van de herfst danste wat onstuimig over het plein bij het Binnenhof en het leek alsof ze zich wilde onttrekken aan het besef dat de zomer nu echt voorbij was. Ik ging op het tafeltje naast haar zitten en bestelde een rode wijn. Niets zo goed om gedachten te weren die je niet wilt denken als rode wijn.
De bomen rondom het Plein tooiden zich al voorzichtig in de herfstkleuren; enkele blaadjes hadden zich al bij hun onafwendbare lot neergelegd.
Terwijl ik mijn sigaret opstak, vroeg de dame of ze ook een vuurtje kon krijgen. De meest klassieke en onverwoestbare openingszin. “Ik heb zo’n hekel aan dit seizoen”, sprak ze nadat ze diep geïnhaleerd had. “Het besef van eindigheid, dood, verrotting; de wereld die weer kleiner wordt, gereduceerd tot de vierkante meter van mijn appartement.” In de stilte die ze na deze toch wat overrompelende opening liet vallen, begon ik me voor te bereiden op een melancholisch gesprek dat waarschijnlijk zou eindigen in nog maar net bedwingbare zelfmoordneigingen. Maar na nog een trek aan haar sigaret vervolgde ze: “Daarom zit ik zo graag buiten, weer of geen weer. Je moet er toch zelf wat van maken. Dat heb ik in de loop van mijn 60 jaar wel geleerd.”
Probeer na zo’n ouverture maar eens de vraag te vermijden hoe ze dat geleerd had. Mij lukte het in elk geval niet. Ze vatte haar leven samen in een paar zinnen: sociale pedagogiek gestudeerd, actief in de krakerswereld, in blijf-van-mijn-lijfhuizen, in opvang van kinderen en jongeren uit gebroken gezinnen. En nog steeds op drift door het leven. Op zoek naar warmte en liefde, maar bij deze speurtocht kwam ze zo vaak schrijnend onrecht tegen dat ze daar telkens weer haar, overigens stralend witte, tanden in wilde zetten. Te onrustig om ergens langer dan een paar jaar te kunnen werken, te anarchistisch voor een organisatie. Altijd verder, vooruit, of opzij.
“Ik ben nu 60, meneer. En nu pas kom ik in de buurt van mijn droom: een eigen opvangcentrum voor kinderen die er een tijdje tussenuit moeten. Tussen hun ouders uit, die elkaar het leven zuur maken; tussen hun leefomgeving uit, waar criminelen met drugs-BMW’s en heroïne-Audi’s het verkeerde voorbeeld geven; weg uit de ambities van hun ouders. Een centrum waar ze gewoon zichzelf kunnen ontdekken en zijn. Al is het maar door met hun handen in de aarde te wroeten, of met klei vorm geven aan hun dromen en wensen.”
De herfst in Den Haag voelde ineens niet meer zo herfstig aan. Het leven hoeft niet op te houden als je ouder wordt; als je wilt, begint het dan pas. We bestelden nog een glas en dronken op het leven.

Peter Droste

Dit bericht delen:

Advertenties