Column: 'Koud'

Van onze redactie
30 oktober 2015
In iedere uitgave van de huis-aan-huiskrant 'Wij in Wijchen, Dukenburg en Lindenholt' schrijft Geret Remkus zijn column.

Koud


Ik fietste naar het werk en het was koud, stervenskoud. Ik dacht nog bij mezelf: blij dat ik mijn handschoenen niet vergeten ben, anders had ik zo mijn handen vol winterkloven. Ik weet niet of het zo heet, maar ik krijg ze wel, tot bloedens toe. Ter hoogte van de Woonboulevard in Nijmegen zag ik ineens een ongewoon tafereeltje. Er lag iemand plat op de rug op het trottoir en er stond iemand naast. Ik aarzelde niet, draaide om en parkeerde mijn fiets. Toen zag ik dat het om twee knullen ging uit de categorie brugpiepers, waarvan het liggende exemplaar zo bleek als een lijk was. Ik stelde hem al standaard EHBO-vragen en hij bleek een flauwte te hebben, maar zijn moeder was al gebeld. Ik bleef uiteraard bij hem tot zijn moeder zou arriveren. Vlak daarna stopte er een dame op de fiets, die ook bezorgd was en zei dat ze in het ziekenhuis werkte. Ook zij besloot te blijven wachten op moeder. Nog even later kwam er een andere mevrouw aanlopen met twee dekens in haar hand. "Heb je hier iets aan ?" "Jazeker", zei ik en dankbaar sloeg ik een deken om me heen.
Geintje natuurlijk, we stopten de jongen lekker onder en even later arriveerde zijn moeder die hem mee nam.
Maar over kou gesproken, dat blijkt de grootste vijand van de vluchtelingen te zijn, ze komen uit een woestijnklimaat waar het bommen regent en komen in de herfst in ons kikkerland aan, waar het slechts water regent en zijn verbaasd, ja zelfs een beetje boos, dat het hier koud is. Ook klaagden zij over stof, tja ook dat kenden ze natuurlijk niet in de woestijn.
Iets in mij zegt dat deze mensen op zijn minst niet helemaal correct zijn voorgelicht voor ze aan hun tocht begonnen. Misschien was het in de Turkse tenten zo slecht nog niet. De onwetendheid werd nog duidelijker toen bleek dat er een paar Syrische vluchtelingen 's nachts op fietsen zonder licht over de snelweg reden. Ze waren onder weg naar Ter Apel, een tocht van zo'n 267 kilometer. De navigatie op hun telefoon had aangegeven dat dit de snelste route was. Helemaal fout, maar ik kon een glimlach met moeite onderdrukken. Nog fouter, maar ik dacht ook meteen, hoe komen ze aan die fietsen? En het allerfoutst: om een of andere reden kreeg ik een visioen van een agent die een van de fietsen terugbracht bij de rechtmatige eigenaar, vergezeld van een bekeuring voor het ontbreken van het licht en daarmee in gevaar brengen van een arme vluchteling.

Geret Remkus

Dit bericht delen:

Advertenties