Een kleine kriebel: 'Klare taal'
Van onze redactie
9 januari 2016
In iedere uitgave van de huis-aan-huiskrant 'Wij in Wijchen, Dukenburg en Lindenholt' schrijft Wijchenaar Peter Droste zijn column 'Een kleine kriebel'.
Klare taal
De aankomsthal van het vliegveld in Denpasar, Bali, stond vol mensen die andere mensen wilden vervoeren. Ze riepen, probeerden foldertjes in de handen te drukken of wilden mijn koffer al overnemen. Te midden van die kluwen stond een langere man met een bord in zijn hand, met daarop mijn naam, als een ankerpunt in de chaos.
We schudden handen en toen pas realiseerde ik me dat de eigenaar van het hotel waar ik de eerste nachten zou verblijven, een Nederlander was. Getrouwd met een Balinese, vader van twee kinderen en sinds een jaar of tien eigenaar van een klein maar fijn hotel. En nee, dat viel niet altijd mee, zou hij me later toevertrouwen. Later, toen ik al op meerdere manier had ervaren hoe je kunt verdwalen in deze samenleving. Elke ochtend bestudeerde ik de kaart van de stad, stippelde een wandelroute uit en prentte dat stuk van de kaart in mijn hoofd. Om vervolgens hopeloos te verdwalen.
De straten houden zich niet altijd aan het schema van de kaart; er duiken regelmatig steegjes en straatjes op ogenschijnlijk een kortere route beloven maar of doodlopen of heel ergens anders uitkomen. En altijd zijn er weer zijpaden. Hij: “Balinezen zijn gek op zijpaden. Ze kunnen niet echt communiceren, niet zoals we dat in Nederland gewend zijn. Als we iets willen of iets bedoelen, kunnen we dat aardig formuleren, maar hier slaan ze zijpaden in en daarna nog een paar. Zodat je halverwege het gesprek de weg al helemaal kwijt bent.”
Tijdens mijn eerste dwaaltochten probeerde ik nog wel eens de weg te vragen, maar even vaak keek ik dan in die vriendelijke maar ondoorgrondelijke ogen, waarbij ik me regelmatig afvroeg of ze wel enig idee hadden wat ik eigenlijk gevraagd had. Uiteindelijk probeerde ik mijn eigen weg te vinden in hun stad, op de tast. Soms ten koste van vele extra kilometers, soms leverde dat veel tijdwinst op. Maar bijna altijd voerde het me langs verrassende stukjes van deze samenleving. Binnenplaatsen waar meerdere families op een kluitje wonen; verstilde tempels in achterafsteegjes; rijstvelden tussen kantoorgebouwen in.
Ik probeerde niet langer mijn eigen route aan te houden, maar wel mijn eindbestemming. Want mijn hotelkamer had - god zij geprezen - airco. Zij: “Mijn man kan niet met de Balinese mentaliteit omgaan: hij is veel te direct en als het niet meteen gaat zoals hij wil dat het gaat, gaat hij schreeuwen. Met als gevolg dat er soms weer een werknemer ontslag neemt. Want schreeuwen tegen iemand, dat doe je hier niet. Je mag draaien, liegen, ontwijken, maar nooit schreeuwen. Hij weet dat wel, maar soms heeft hij het gevoel dat hij helemaal doodloopt in de mentaliteit hier.”
Terwijl ik dat allemaal op me in laat werken, met voor me een espresso en achter me een groep Australiërs, hoor ik deze laatste luidkeels geluiden maken. Ik kan niet eens verstaan wat ze zeggen, laat staan dat ik ze begrijp. En daardoor begreep ik die Balinese ober wel toen hij vriendelijk lachend de rekening bracht. Want de taal van geld is hier in elk geval overduidelijk.
Peter Droste
Dit bericht delen: